Het bezwaarlijke van stereotypen is uiteraard de generalisatie. Dat blijft mijns inziens bezwaarlijk, omdat het in zekere zin het indidividu als mens ontkent, en derhalve “dehumaniseert” tot groepslid. Grote woorden, maar in gradaties kun je dat wel zo stellen. Als vooroordelen kunnen ze ook tot discriminatie in de praktijk leiden.
“Alle Nederlanders zijn zuinig”, bijvoorbeeld, bevalt mogelijk niet elke gulle, niet-materialistische Nederland als stereotype, maar is relatief onschuldig. Het is een van die stereotypen die, denk ik, Nederlanders zelf ooit de wereld in hebben gegooid. Het heeft immers iets nuchters en bedachtzaams, evenals het andere stereotype dat Nederlanders “nuchter” zouden zijn.
Minder onschuldig zijn generaliserende stereotypen als “Marokkanen zijn agressief”, of “Surinamers zijn lui”. De inzet is namelijk al negatief. Een opgefokte Marokkaan die dat bevestigt kun je zo sneller dehumaniseren, en een uitkeringstrekker die het wel prima vindt zo en liever niet werkt, en toevallig Surinaams is, krijgt wat meer kritiek dan een autochtone Nederlander die nog luier leeft: omdat hij niet “van buiten” komt, natuurlijk.
TOESLAGEN-AFFAIRE
Dat laatste bleek des te minder onschuldig, omdat tijdens de Toeslagen-affaire in Nederland bleek, dat de Nederlandse overheid (eventuele) uitkerings-/bijstands-fraude specifiek meer bij bepaalde etnische (minderheids)groepen ging controleren. Dit is net zo racistisch als het klinkt, maar ging zelfs uit van de premier Mark Rutte, als eindverantwoordelijke. Het betrof onder meer Somaliërs, die extra controle kregen op fraude. Later volgde daar een juridische reprimande op – zij het halfhartig -, en werd Mark Rutte zelfs formeel veroordeeld voor racisme. Rutte’s populariteit bleek echter onverminderd: vele verarmingen van volksdelen, leugens, lockdowns en avondklokken later. Vraag me niet waarom..
Je trof zelfs de nodige gecorrumpeerde – of op zijn minst: verwarde - dwazen aan – vooral ter “nep” linkerzijde - die quasi- of selectief verontwaardigd deden over de toeslagenaffaire (al dan niet terecht), maar Rutte en het kabinet in alle andere (inmiddels aantoonbare) onzin bleven steunen, inclusief de loze, op totaliarisme gerichte corona-hype/pLandemie, de verhulde Navo/militair-industriële belangen bij oorlog in Oekraïne, en de door Shell bedachte klimaat-milieu wisseltruc. Maar dat terzijde..
Het stereotype van de feestende Somaliër (of Antilliaan, of andere etnische minderheden) van “ons” belastinggeld, opgebracht door hard werkende nette Nederlanders, speelde bij deze toeslagenaffaire in ieder geval een rol.
“POSITIEF”
Stereotypering is generalisatie en derhalve versimpeling, en misschien ook al te menselijk, kun je redeneren. Zoals mensen (wereldwijd) wel meer – ook racistische en seksistische - onzin denken en praten, gebaseerd op frustratie en te weinig kennis. Zijn ze echter, nogmaals, altijd beledigend of verkeerd? Je hebt weliswaar ook positieve stereotypen, of die dat lijken, over volkeren, waar een zeker wantrouwen op zijn plaats is: “Joden zijn slim”, om maar wat te noemen, of “Latinos’s feesten graag”, “zwarte mensen kunnen goed dansen”, “Indiërs zijn goed met computers”, etcetera..
Sommigen zullen denken: deze hebben een kern van (zij het versimpelde) waarheid, maar ze zijn alleen quasi-onschuldig.. Ik denk namelijk niet dat de mensen uit die etnische groepen zelf deze stereotypen bedacht hebben, wat ik bij (vaak Europese) mensen wel denk: Nederlanders zien zichzelf graag als zuinig en nuchter, Engelsen als koel en flegmatisch, Italianen zichzelf als gepassioneerd.. Ze vinden het ook ego-strelend om dat van anderen te horen. Zelf-beelden zijn per definitie “coole beelden”, zeg maar.
Stereotypering heeft derhalve, betoog ik, nare en dubieuze, zelfs discriminatoire kanten. “Reducerend” , en het woord “ontmenselijkend”, schuw ik zelfs niet. Het reflecteert onvermijdelijk de ongelijke machtsverhoudingen in deze wereld. Aan de andere kant heeft het – althans: de aandacht voor stereotypen -, betoog ik tegelijkertijd, menselijke en leerzame kanten. Soms ook grappige kanten.
BINNEN EUROPA
Stereotypes binnen Europa kunnen ook als onterecht ervaren worden, maar zijn soms grappig. Grappig, puur door de menselijke behoefte aan bevestiging bij twijfel en onzekerheid, aan simpele, overzichtelijke categorieën. Een zwakke behoefte, toegegeven, maar de mens is nu eenmaal zwak. Dit bleek immers ook bij allerlei politieke manipulaties van “het volk” door de geschiedenis heen. Dat “zwakke” hoeft echter niet altijd (bedoeld) “slecht” te zijn: en eigenlijk net zo flexibel als de menselijke geest.
CASE STUDY
Ik zal al deze aspecten nu nader bestuderen aan de hand van een case study van persoonlijke aard. Als halve Spanjaard (Spaanse moeder) en Spanje als land goed kennende (en de taal sprekend), en opgegroeid in Nederland, met ook nog een Italiaanse vader, kwam ik onvermijdelijk stereotypes over Spanje tegen, en reacties van Spanjaarden erop, die ook weer hun stereotypes hadden.
DAT ZIJN NOU TYPISCH SPANJAARDEN
Ik heb daar pas wat over gelezen, zoals het grappig bedoelde, informatieve boek: ‘Dat zijn nou typisch Spanjaarden: gids voor xenofoben’, uit 1994, vertaald uit het Engels, maar ik las het in het Nederlands. Drew Launay, een Engelsman met Franse ouders, schreef het. Het is met zo'n 63 pagina's niet al te omvangrijk.
De titel verraadt al de zelfspot en –relativering, wat ik wel waardeer. Hier geen mensen aan het woord die pretenderen de wijsheid over Spanjaarden in pacht te hebben: ze willen gewoon grappig, luchtig generaliserend over de Spaanse cultuur schrijven, in een niet al te serieus “informatief” boekje. Humoristisch bedoeld ook.
In dezelfde serie verscheen ‘Dat zijn nou typisch Grieken’ of ‘Dat zijn nou typisch Fransen’. In het vervolg kort ik het boek over Spanje in ieder geval af tot DZNTS.
Wat betreft Spanje, voel ik minder afstand en kan me dus ook in theorie “beledigd” voelen door zo’n flauw boekje. Ik kan ook dingen “herkennen” of (rationeel) als juist of onjuist zien.
ASTERIX
Erg oppervlakkig ben ik niet, en ben o.m. historisch onderlegd, dus zal de stereotypes ook breder kunnen duiden. Dit deed ik zelfs met een ander, evenmin erg serieus, maar wel “informatief” boek met stereotypes over Spanje voor het grote publiek: ‘Asterix in Hispania’, ouder, uit 1967. Ook hier: gelukkig speels, humoristisch, en relativerend, en als kind was ik eigenlijk een fan van Asterix de Galliër. Leuke verhalen, zonder dat ik me onderworpen voelden aan racistische propaganda. Bij Kuifje en Suske & Wiske had ik dat idee wel, zelfs als kind, voelde ik bezwaren (Afrikanen met dikke lippen en kookpotten). Het Belgische geweten en de verhulde schaamte rond de koloniale misdaden in Congo, werden hier vals duidelijk.
De geschiedenis toegankelijk gemaakt, zo zag ik Asterix stripverhalen eigenlijk. Belgen, Goten (Scandinaviërs) en Britten (of hun voorouders in de Romeinse tijd) dronken toen al veel bier. Bier drinken heeft ook een lange geschiedenis in Noord-Europa (want het bestanddeel hop groeit daar, niet in Zuid-Europa), dus historisch feitelijk.
Galliërs, belangrijke, Keltische voorouders van de huidige Fransen, hielden toen al van lang tafelen, met een wijntje erbij, Romeinen praatten met hun handen (samengebalde vingers) als huidige Italianen, etcetera. Stereotypes, maar ook grappig.
BELEDIGEND OF GRAPPIG?
Vond ik dat ook gelden voor Asterix in Hispania? Kon ik er om lachen, als halve Spanjaard?
En om dat andere boekje DZNTS ook?
Het antwoord is ja. Om weinig was ik persoonlijk beledigd in relatie tot mijn waarden. De beschreven “stereotypen” in beide boeken waren toevallig in mijn beleving ook niet negatief, dat scheelt. Als er een negatieve trek als “gewelddadig” of “ongemanierd” gegeneraliseerd zou worden, zou ik wel wat bezwaren hebben. Ik vind Spanjaarden in het openbaar iets beleefder dan dat deel van Nederland dat ik goed ken (Randstad), dus zou ik ook een onterechte karakterisering vinden.
Zelfs het hardnekkige stereotype van het grotere “racisme” van Spanjaarden – meerdere mensen spraken erover dat Spanje lang “de rednecks” van Europa waren, omdat een term als “negro” (letterlijk: “zwarte”) voor een voetballer openlijk en direct geuit wordt – klopt denk ik niet.
De multiculturele, stedelijke samenleving die we kennen van Amsterdam, Londen, of Parijs, kwam evenwel wat later (en beperkter) naar Madrid en Barcelona. Dat verklaart het verschil. Landen als Nederland en Engeland hadden derhalve meer tijd om een “subtiel” indirect racisme te ontwikkelen ten opzichte van mensen die er nu eenmaal zijn (maar wel hun plaats moeten weten). Grotere groepen van “je eigen mensen” maken ook dat je in een “bubbel” met je eigen mensen kunt blijven, dus ook minder last hebt van negativiteit van de autochtonen: je hoeft minder contact met ze te hebben. Zo simpel is het. Spanje had dat eerst minder, dus iets meer (openlijk) ongemak.
Het boekje DZNTS (uit de jaren 90), stelt dat het moderne Spanje (na de dictatuur van Franco) inmiddels op zich niet xenofober is dan andere Europese landen, ook omdat het open naar de wereld ging, mede door toerisme, en migratie wat normaler is geworden.
STEREOTYPEN OVER SPANJE
Welke stereotypen onderscheiden Spanjaarden dan wel van andere Europeanen, volgens datzelfde boekje (en Asterix In Hispania, dat in 1967 verscheen)?
Dan werd het grappig: ik moest soms ook echt lachen om de droge toon. “Alles moet leuk zijn” voor een Spanjaard, en werk is een "noodzakelijk kwaad", is de rode draad in het boekje DZNTS. Nogal wat anders dan het ernstige, protestantse arbeidsethos dat andere delen van Europa (waaronder Nederland) beïnvloedde.
Het woord “negocio” voor “zaken” (business) in het Spaans komt, veelzeggend genoeg, van “neg” (niet/afwezig) en “ocio” (vrije tijd): “niet vrije tijd” (negocio) dus tegenover het Engelse “drukheid” (business). Cultuurverschil.
Spanjaarden praten veel en lang, stelt het boekje voorts bewust overdrijvend. Daarnaast, ook overdreven stellig: Spanjaarden “plannen” niet graag, en als er een afspraak is, wordt die makkelijk vergeten of vervangen door iets dat “leuker” is op dat moment (een gesprek, bijv.). Zo’n overdreven stereotype met een (kleine) kern van waarheid, denk ik.
Albert Helman (Lou Lichtveld), een Surinaamse Nederlander die verslag deed van de Spaanse Burgeroorlog in 1936, beschreef die neiging als “nonchalance met betrekking tot organisatie” en als inderdaad terugkerend, ook in een situatie waar dat ongunstig uit kan pakken, en organisatie vereist is, zoals in de strijd tegen de veel beter getrainde en geëquipeerde troepen van de couppleger Generaal Franco: een modern, professioneel leger, zogezegd, bijna on-Spaans. Dat anarchistische vertaalde zich in Spanje in bepaalde episoden ook in politieke bewegingen, ook tijdens die Burgeroorlog aan “Linkse”, Republikeinse kant. Dit kwam helaas de effectiviteit niet ten goede, en de gedisciplineerde, getrainde militair Franco maakte daar uiteraard misbruik van, om de oorlog door zijn coup te winnen (wat hem lukte in 1939).
Dat vrijheidslievende/anarchistische, ongeplande, heeft historische voorlopers in de Spaanse geschiedenis, met geconcentreerde Romeinse troepen in steden, maar anarchie erbuiten, en de lang durende (met tussenpozen) strijd tegen de Moorse, Islamitische overheersing, met langzame “herovering” van Christenen vanuit het noorden, maar met veel “niemandslanden” en bovendien veel interne verdeeldheid binnen het Moorse deel, dat vaak ook een “strakke regie” miste. De eerste eeuwen van Moorse overheersing werd de Islam ook weinig dwingend opgelegd.
VOLKSAARD
Dit alles droeg bij aan wat je een Spaanse “volksaard” kan noemen. Een bekend begrip, maar bestaat dat wel: een “volksaard”. Is het niet een verzameling stereotypen, dus te generaliserend?
Ik denk wel dat culturele patronen zich geografisch kunnen concentreren of beperken vanwege een bepaalde geschiedenis, in combinatie met natuurlijke omstandigheden. Spanje is een van de bergachtigste (na Zwitserland en Oostenrijk), en droogste landen van Europa, deels onherbergzaam, met een centrale hoogvlakte rond bergketens.
Lijkt toch iets moeilijker te organiseren en tot welvaart te brengen dan de groene polders met sloten, zoals in Holland, of zelfs de vruchtbare Po-vlakte in het welvarende deel van Italië.
“Plannen” gaat in zo’n ruig landschap wat moeilijker, en gecombineerd met chaotische episoden met autoritaire regimes, afgewisseld met weinig strakke, centrale regie en planning, in de Spaanse geschiedenis, ontstaat dan vanzelf een wat anarchistische, niet-plannende, ongeorganiseerde levenshouding.
ZEDEN
Ook het Franco regime (1939-1975), hoewel een dictatuur, was niet zo totalitair zoals hardliners rond Franco eerst wilden. Het botste op de Spaanse en Latino cultuur. Hoewel moordpartijen in de vroege dictatuur, wat extra wetten, en simpelweg veel politie en militairen op straat, het Spaanse volk wel degelijk intimideerde. Er was een katholieke invloed in de Rechtse dictatuur (verder gemengd met fascistische elementen), dus die nieuwe wetten waren deels zedelijke wetten, die een beetje zoals in Iran vooral “vrije” vrouwen en seksualiteit/genotzucht moesten inperken (vrouwen mochten niet fietsen, geen strakke kleding dragen, lang geen broeken voor vrouwen), naast bijvoorbeeld niet zoenen in de openbare ruimte, of al te vrije feesten/samenkomsten op straat.
De belangrijke avenues en pleinen in steden als Madrid en Barcelona die alle toeristen wel kennen (Plaza de España, Plaza Mayor, Puerta del Sol, Callao, las Ramblas, Plaza de Cataluña), waren tijdens de dictatuur gevuld met politie en militairen (of guardias civiles).. ter controle. Dit nam aan het einde van de dictatuur (vanaf ongeveer 1968) wat af.
Anekdotisch bewijs, ook binnen mijn eigen familie, toonde echter aan dat de wetten niet overal even strikt werden aangehouden, tenzij er een politie-agent in de buurt stond, en zelfs dan (als bevriend) was er flexibiliteit (oogje toe, deze x geen boete of arrestatie), kon je geluk hebben: op zijn Latijns dus, en Spaans “informeel” dus. Zoenen op straat bleef wel verboden, zoals mijn Spaanse peettante (vriendin van mijn moeder, al in Spanje) in Madrid onder Franco ondervond, toen ze zoende op straat met haar nieuwe, Nederlandse vriend, en een politie-agent haar vermaande. Mijn moeder stond hierbij.
Hoe dan ook, na Franco’s dood in 1975, kregen alle typisch Spaanse neigingen tot vrij, ongeorganiseerd leven weer alle ruimte, zo geeft het boekje DZNTS ook aan. Ook de seksuele moraal in het dagelijkse leven in het moderne Spanje, wordt er gekarakteriseerd als “los”, en seksuele lust als normaal en geaccepteerd, voor mannen en vrouwen. De auteur(s?) relateren dat interessant genoeg aan het relatief wat minder voorkomen van zware zedenmisdrijven, dan in samenlevingen met meer religieuze repressie. Juist tegenovergesteld dan preutse autoriteiten beweren, dus.
In een ander boek dat ik las, over een ander deel van de wereld (niet-Islamitisch, Sub-Saharaans Afrika) werd vreemd genoeg hetzelfde gezegd: minder zedenmisdrijven dan elders door lossere seksuele moraal, dus minder frustratie. De in de media nogal uitvergrote verkrachtingen tijdens oorlogsgeweld in Congo – die overigens ook plaatsvonden tijdens de Tweede Wereldoorlog, en de recente Joegoslavië-oorlog – spraken dit echter tegen, en bevorderden helaas weer een ander hardnekkig (eigenlijk ook onjuist) stereotype over Afrikaanse mensen.
Om een cultuur echt te kennen, moet je erin zitten, blijkt hier maar eens uit. Anders krijg je, inderdaad, stereotypen, generalisaties, en vooroordelen.
Het boekje ‘ Dit zijn nou typisch Spanjaarden’/DZNTS noemt voorts een relativering van geld en carrière als middelen en niet doelen op zich: het moet vooral “leuke” doelen hebben (feesten, familie, opscheppen) en dient geen arbeidsethos op zichzelf. De natuurlijke omgeving – de familie - wordt meer als geluksbron gezien in Spanje dan rijkdom door werk, wat zelfs nog iets “verlichts” lijkt te hebben ook. Dit lijkt dan een “positief” stereotype.
NEOLIBERALISME
Wel verfrissend in dit neoliberale tijdsgewricht, en tegelijkertijd aantonend hoe “angelsaksisch/protestants” dat neoliberalisme (moderne VS kapitalisme) in feite is. Dit verklaart ook de financiële (begrotingsdiscipline) conflicten in de EU tussen Noord- en Zuid-Europa. Spanjaarden hebben zich een beetje aan dat neoliberalisme aangepast, is mijn indruk, maar niet heel sterk. Het informele en ongeorganiseerde, en de voorkeur voor plezier en “natuurlijke relaties” boven werk, is wat beperkt, soms even gaan slapen, maar zeker niet dood.
Veel armere mensen “moeten” in Spanje zo’n 40 uur werken, zoals overal, om rond te komen, maar een cultureel aspect wat in Spanje wat sterker is dan in, zeg, Duitsland of Nederland, is dat het ook als “moeten werken” wordt ervaren. Als het even kan dus “vermeden”, evenals (strakke) “planning”, want “niet leuk”. De siësta – lange middag-pauze – waar Spanjaarden koppig aan vast blijven houden, maar ook past bij het warme klimaat, dient naar mijn idee ook als tegenwicht tegen “moeten werken”.
Ook de vele patroonsfeesten op de Spaanse kalender, en vele dorpsfeesten, geven die voorkeur voor “feesten” aan, inclusief dansen en zingen.
De latere en gebrekkige industrialisatie, en de gebleven connectie met “het (platte)land”, deelt Spanje met Ierland, inclusief de neiging tot feesten en plezier (naast werk). In de westelijke helft van Europa, zijn dat om die redenen ook de landen met de relatief rijkste “volksmuziek” (Ierland en Spanje). Helaas deelt het ook de conservatieve katholieke traditie, inclusief reactionaire perioden.
Volgens het boekje ‘Dat zijn nou typisch Spanjaarden’ is ook de rol van de katholieke kerk in het dagelijkse leven van moderne Spanjaarden inmiddels sterk verminderd. Nu niet veel anders schat ik in, dan pakweg het huidige Frankrijk of Zuid-Nederland. Tenzij het een aanleiding voor patroons- of andere feesten zijn, want dat vinden Spanjaarden – daar is het weer – “leuk”.
Over de Franco-tijd zegt dit boekje het volgende: “toen Franco nog leefde deed hij erg zijn best om de Spaanse bevolking onder controle te houden, maar hij slaagde er niet in het Spaanse vermogen tot plezier maken aan banden te leggen. Hij kon de Spanjaarden alleen maar een aantal jaren iets minder gelukkig maken”.
Leuk verwoord, en tegelijkertijd verwijzend naar de verborgen werkelijkheid achter het “achterlijke”, conservatieve imago Spanje had, elders in Europa in de jaren 60 en 70 (1960-1975), en wel daarna.
Mensen als mijn moeder en andere Spaanse migranten naar bijv. Nederland in de jaren 60, “vluchtten” veelal, minstens economisch, maar vaak ook politiek. Spanje bleef economisch achter, kreeg geen Marshall-hulp na de Tweede Wereldoorlog, en Franco werd door sommige landen geboycot, hoewel deels alleen in naam. Er vonden wat pogingen van “nationale zelfvoorziening” plaats, die veelal mislukten door zelfoverschatting, en eigenlijk ook de lage industrialiseringsgraad en technologische achterstand.
Wat mijn moeder het meest waardeerde toen ze in Nederland kwam rond 1966, zo vertelde ze mij, was niet de welvaart, de betere economie met beter betalende banen (ook voor haar), nee.. dat benaderde ze meer met de houding van “a woman’s gotta do what a woman’s gotta do” (ze stuurde, zoals andere migranten uit arme families, ook geld van haar loon naar Spanje, naar haar moeder). Ze sprak vooral de waardering uit voor het respect dat ze ontving als werknemer (bloemen op de eerste dag als “chamber maid” in een hotel in Zandvoort, bezit van de rijke Amsterdamse Caransa familie).
In het harde fascistische Spanje van toen, werd ze als werkzoekende, voor slechtere banen, als zeurende zwerver behandeld, dan wel als sloof, dus meer botte, cynische afhankelijkheid zonder respect.
Behalve dat, waardeerde ze ook de formele beleefdheid en behulpzaamheid op meer plekken in Nederland, en de vrijere samenleving en bijeenkomsten, ook voor jongeren.
Dit lijkt los te staan van het begrip “volksaard”. Hier heeft de politieke situatie invloed, autoritair regime of democratie.
Iedereen, ieder mens, wil vrijheid en plezier maken. Hoe die vrijheid en dat plezier ingevuld worden kun je “cultuur” noemen. Een mooi, vaak complex iets, maar vaak versimpeld in “stereotypen”. Soms is dat denigrerend (of afgunstig?), soms humoristisch bedoeld, zoals in het boekje DZNTS dat ik hier bespreek.
Dit boekje bevat verder grappige one-liners over die “volksaard” als:
“Van systemen verwacht men in Spanje meestal niet dat ze functioneren”, of:
“De Spanjaarden drinken niet om hun remmingen los te laten, want die hebben ze niet”,
“Stilte werkt Spanjaarden op de zenuwen. Dat is ook de reden dat het Spaans niet gewoon gesproken, maar naar elkaar geschreeuwd wordt”, en deze:
“Spanjaarden laten zich weinig gelegen aan regels – want regels zijn niet leuk”.
Dit laatste citaat herhaalt nogmaals het “niet willen plannen” of “niet aan tijd willen denken” en het vermaak-zoekende als stereotypen. Een soort rode draad door dit boekje, DZNTS.
Nogmaals, niet echt negatieve stereotyperingen, en als overdreven of onjuist, dan toch te grappig verwoord om echt beledigend te zijn. Ze worden zo gerelativeerd.
ASTERIX
Ook in de Nederlandse Wikipedia-pagina over het begrip ‘stereotypes’ worden de stripverhalen Asterix de Galliër genoemd als milde, amusante hanteringen van stereotypen. Ook visueel, heel goed en treffend getekend, door de soms geniale illustrator Uderzo.
De tekeningen zijn zo leuk, de verhalen en humor erin zo speels, dat je vergeet dat veel van het verbeelde stereotypen zijn. Wederom: meer grappig dan beledigend.
In Asterix in Hispania (1967), komen alle cliché’s langs: het hete klimaat, Don Quichot, de vele feesten, stierenvechten, Flamenco en zigeuners, olijfolie, alsmede slechte organisatie en traagheid. Daarnaast ook aspecten als “trots” en “eer”, en het bekende vurige temperament. In de chaotische organisatie en in het vele feesten en dansen in het Asterix in Hispania verhaal worden de stereotypen uit het boekje DZNTS nogmaals bevestigd: vermaak-gericht, en niet willen plannen, traag- of luiheid.
Met mijn kennis van geschiedenis kan ik natuurlijk wat bezwaren aantekenen en correcties plaatsen: de Hispaniaanse mensen in het Asterix boek over de Romeinse tijd, zeggen voortdurend, cliché-matig “Olé”, terwijl die term uit het Arabisch komt (Moorse overheersing), zo’n 6 eeuwen later dus. Net als het Castiliaanse woord Ojalá (betekent: “laten we het hopen”, “hopelijk”) verwijst het naar God (Arabisch: Allah), bij God’s wil, prijs God, dat idee. Een van de vele Arabische leenwoorden in het Spaans (Castiliaans) om historische redenen. “Olé” als term gebruiken huidige Spanjaarden als uitroep wel veel: een beetje in de betekenis zoals zwarte Amerikanen “right on!” gebruiken – positieve bevestiging, dus, dus dat stereotype heeft wel iets van waarheid.
Om diezelfde historische redenen is de opmerking van iemand in het Asterix boek dat “we” (Spanjaarden) “van Grieken afstammen”, simplistische onzin. In de loop der eeuwen is het DNA van Spaanse mensen nogal vermengd, en bovendien verschillend per regio. Romeinen en Moren (Berbers, Arabieren) droegen eraan bij, maar ook eerder Kelten, Feniciërs (een proto-semitische taal sprekend), Carthagers (dat verhaal van Hannibal speelde deels in Spanje), Basken en hun voorouders, Iberiërs, Westgoten, Vandalen, Joden, en weinig Grieken. Daarnaast ook mensen die er al woonden toen de Feniciërs zo’n 1200 vóór Christus de eerste stad in Spanje stichtten (het huidige Cádiz, in Andalusië), van onduidelijke etnische origine.
DNA
Hoe dan ook, serieuze, wetenschappelijke DNA-studies sinds de jaren 1950s (toen DNA-studies eerst opkwamen), laten niet overtuigend één belangrijkste etnische voorouders van de huidige Spanjaarden zien, alleen een beetje bij de Basken. Andere landen in de wereld hebben dat wat meer (een dominante groep - nooit enige - voorouders), maar Spanje is veel gemengder. Zelfs de inquisitie bleek niet al te succesvol (te "Spaans" gepland?) en aardig wat in naam bekeerde Joden bleven uiteindelijk toch in Spanje (toch ruim 40% van hen). "Keltisch" DNA in Spanje wordt geschat op zo'n 30% (Portugal iets meer), geconcentreerd in het Noordwesten, maar "Germaans" DNA maar op zo'n 5%, "Berbers" DNA al met al op minstens 10%, maar dit alles is soms moeilijk te meten, onderzoekstechnisch gezien: Westgoten spraken een Germaanse taal, maar waren gemengd met Slaven, en Semitisch DNA kan ook van eerdere Feniciërs komen en niet alleen van Joden of Arabieren, Romeinen stuurden soms soldaten van Gallische of Griekse afkomst. Etcetera, etcetera.
Verder vind ik DNA-studies vanuit historisch perspectief wel een interessant studieterrein, overigens pas historisch ontwikkeld na de dwaze rassentheoriën van de Nazi's. Het had die Nazi-onzin mogelijk wat gerelativeerd, hoewel voorspelbaar de landen met Germaanse talen inderdaad wat meer Germaans DNA hebben.
Misschien neem ik het allemaal te serieus, kun je betogen, want het is grappig bedoeld. Asterix – gericht op kinderen – heeft echter ook wel een educatieve functie.
Wat ik inderdaad niet te serieus moet nemen, in dit geval, zijn de stereotypen in Asterix in Hispania, en evenmin die in het eerdergenoemde boek DZNTS. De auteurs relativeren zichzelf al, en daarmee hun stereotypen. Dat maakt het minder denigrerend of kwetsend.
STAND-UP COMEDY
Hetzelfde zie je bij veel stand-up comedy, zowel in Nederland als daarbuiten. Vooroordelen en stereotypen bespreken – en er grappen over maken – is in dat genre erg gangbaar, soms zelfs de norm. Richard Pryor en Eddy Murphy deden dat al goed en grappig, niet zonder zelfspot. Je hebt verschillende soorten humor, uiteraard, en ik schreef daar een eerder blog artikel over. Humor kan ook verschillende functies hebben, deels ook nare en ideologische: stereotypen bevestigen, volkeren denigreren en uitsluiten. De “blackface” traditie in de VS en deels in Europa bijvoorbeeld, humor tegen Joden (cartoons in Islamitische landen), en andere racistische grappen, zonder enige zelfspot en relativering. Dit is meestal “sarcastisch” van aard, waardoor ik niet zo positief ben over “sarcastische” humor, zoals anderen.
Nederlanders vinden zichzelf sarcastisch, en Amsterdammers helemaal. Tenzij ze het woord verkeerd gebruiken en “ironisch” bedoelen (een gangbare fout), zou ik iets anders zoeken. Humor kan situaties en wereldlijke onzin leuk relativeren en in een ander perspectief plaatsen, zonder dat je mensen persoonlijk, laag-bij-de gronds, per se hoeft te vernederen. Iets van zelfspot en zelfrelativering (als karaktertrek niet zo sterk ontwikkeld bij Amsterdammers) zou al helpen. Als er iets is wat ik bij Spanjaarden iets sympathieker vind dan bij Nederlanders (ik ben het allebei, in feite) is dat Spanjaarden meer zelfspot hebben.
Veel stand-up comedy, ook in de VS en Groot-Brittannië, en zelfs in het sarcasme-rijke Nederland, is goed en grappig omdat het die zelfrelativering, die zelfspot wel heeft. De eigen mening wordt niet zo bloedserieus genomen, en bescheiden genoeg wordt niet verhuld dat het vanuit een eigen, beperkt perspectief is. Niet al te serieus te nemen, en daardoor prettig. Geen “bully-achtige” metaforische “hand tegen de keel” waardoor je niet kunt ademen en in een hoek gedwongen wordt, zoals een keiharde racistische grap die je op straat in Amsterdam soms keihard kan overvallen.
Zelfs de meest met stereotiepen spelende delen van deze comedy van mensen als Eddy Murphy, Richard Pryor, en latere goede, succesvolle comedians als Lenny Henry, Dave Chappelle, Katt Williams, Russell Peters, Sarah Silverman, waren niet zo denigrerend als ze leken (over blanken die niet kunnen dansen bijvoorbeeld). Het zijn meer begrijpelijke observaties over cultuurverschillen. Geen wetten van Meden en Perzen.
Ze hoeven niet in alle gevallen waar te zijn, zoals de Nederlandse zuinigheid, en in Spanje noemen ze Catalanen “zuinig”, mijn moeder noemde Italianen “jaloers”, etcetera, maar de manier waarop het gebracht wordt – met “zachte” humor - , maakt dat relatieve, betwistbare eigenlijk al duidelijk.
HOLLYWOOD
Stereotiepen en het verwante cliché’s vind ik wel negatiever uitpakken in Hollywood-films. Deze zijn nog veel invloedrijker dan stand-up comedy, met name de laatste decennia. Ze zijn wereldwijd populair, gericht op vermaak en spektakel, maar drijven toch vaak op cliché’s en een (soms verhulde) pro-VS bias. Zelf-beelden zijn altijd “coole” beelden, zei ik eerder, dus ook hoe de VS gepresenteerd wordt in Hollywood films uit de VS. Orde, rationaliteit, en democratie in de VS, gekken en chaos daarbuiten, al te beginnen in Mexico.
Dat is soms subtiel, omdat politiek-correcte stromingen direct racisme in een kwaad daglicht stelden, sinds de 1970s met name, maar het is er nog steeds. Heel toevallig – of eigenlijk niet – sloten en sluiten ze ook heel goed aan bij het buitenlands militair/politiek beleid van de VS, met invallen in Iraq en Libië en zo, veelal gericht op eigenbelang. Britse films en series hadden lang datzelfde pro-imperialistische euvel.
Ook de African Americans lijken dan wel een plaats te hebben in vele Hollywood-films, net zoals sommige “token” Latino’s, maar in veel films worden toch negatieve stereotiepen over zwarten en Latino’s eigenlijk bevestigd. Ook in populaire, invloedrijke films die vanuit het zwarte perspectief lijken uit te gaan, zoals in Boyz In The Hood.. Er zullen ook wel wat mooie, menselijke, universele aspecten in zulke films zitten, maar ook veel “vieringen” van een minderwaardigheidscomplex en een laag zelfbeeld. Jezelf reduceren tot een groepslid, een stereotype.
Met name kwetsbare jongeren, met een beperkt referentiekader, worden daardoor beïnvloedt, ook in Europese steden, denk ik. “Gangstertje spelen”, zeg maar, als de enige “zwarte” film die je keek Boys In The Hood was. Hadden ze beter Spike Lee-films kunnen kijken.
Stereotiepen kunnen dus op verschillende manieren gevaarlijk zijn. Zowel bij minderheidsgroepen zelf in het gedrag, maar uiteraard ook in verband met machtsverschillen, als een witte werkgever mensen onterecht discrimineert voor een baan (niet aannemen/uitnodigen) vanwege niet een individu maar alleen een (in potentie irritant) groepslid ziet, of als een overheid in een Europees land raciale, etnische minderheden strenger gaat controleren op bijstands-/uitkeringsfraude dan de eigen mensen, en dat nog geaccepteerd wordt ook (de Toeslagen-affaire).
Onschuldig is alleen de relativering, en daarmee betwijfelen van die stereotiepen, soms juist door ze te benoemen en uit te vergroten. Met goede, positieve humor, zeg maar.
In gradaties zit dat in zowel dat boekje, Dat Zijn Nou Typisch Spanjaarden, waar ik het over had, de Asterix-strips, en in de betere (stand-up) comedy. Het gaat toch om de intentie. Lachen om cultuurverschillen maakt de wereld denk ik ook leuker en interessanter. Mijn ouders deden niets anders, zelfs die van de eigen echtgeno(o)t(e).
Het is daarnaast historisch leerzaam om te onderzoeken hoe die stereotypen zijn ontstaan..
CONCLUSIE
Tja, welke conclusies kan ik hier verder nu uit trekken? Kloppen de grappig weergegeven stereotypen over Spanje in de genoemde werken, naar mijn ervaring, ook met familie?
Laat ik zeggen dat ik deels meen te herkennen wat ze bedoelen te zeggen. Qua gebrek aan planning en aversie tegen kloktijd zijn er ook volkeren “in de tropen”, zoals Latijns-Amerika waarvan dat nog veel meer gezegd wordt, als stereotiep, maar in ieder geval in vergelijking met andere Europese landen geldt dat vaker te laat komen en mindere planning van Spaanse mensen wel. In Cuba bijvoorbeeld, evenals in Jamaica, was een kloktijd-afspraak veelal een “vage indicatie”, ervoer ik op beide eilanden. Het gericht zijn op feesten en liever niet willen werken, ben ik inderdaad bij veel Spaanse mensen min of meer schaamteloos tegen gekomen.
Echter: ook wel (in mindere mate) bij bijvoorbeeld Nederlanders of Italianen, met name levenslustige vrouwen, wat ik leuk vond. “Girls just wanna have fun”. Niet iedereen is een robot. In meerdere mate trof ik die feest-neiging boven werklust zelfs bij Cubanen en Jamaicanen. Spanjaarden zijn er misschien iets schaamtelozer in om dat toe te geven, en dat beantwoordt aan een ander stereotype in het boek ‘Dat Zijn Nou Typisch Spanjaarden’/DZNTS: dat Spanjaarden nogal “informeel” zijn in omgangsvormen.. lees: direct, ongefilterd.
Sociologisch en historisch wijt ik dat aan de gebrekkigere industrialisatie (slechts rond grote steden en Baskenland) en de gebleven verbinding met het platteland, het agrarische. De omgangsvormen zijn daarmee ook wat “boerser”, vergeleken met bijvoorbeeld Duitsland of Nederland. Niets mis met zulke plattelands-principes, zeg ik altijd maar.
Ook het terugkerende stereotype van "sterke familiebanden" die Spanjaarden zouden hebben herken ik wel, maar is niet anders in veel andere culturen, met name ook armere landen buiten Europa, en betreft vooral de "extended family", niet vooral het kerngezin zoals elders in Europa. Wat breder dus, en de vader-zoon of vader-dochter verhouding op zich is soms daarom zelfs sterker in Noord-Europa of Noord-Amerika. Mijn moeder maakte altijd grapjes over de vond ze overdreven verering van "daddy!" in Amerikaanse films, dus dat is ook relativeerbaar.
Die verschillen in “volksaard” tussen Europese volkeren zijn inmiddels overdreven (de wereld is internationaal, men imiteert elkaar, reist meer, wil verandering), maar met nog steeds een grond, een aanwezige kern.
Spanje moet zich aanpassen aan het neoliberalisme, terwijl steeds meer Noord-Europeanen fanatieker zijn gaan feesten - de klok vergetend -, alsof ze altijd al zo waren.
Het meest interessante vindt ik hierbij zelf de connectie met de moderne variant van het kapitalisme, het neoliberalisme, die wereldwijd veel invloed heeft, zeker sinds 1980, en een duidelijk VS/Angelsaksisch stempel heeft. Derhalve ook Protestants qua arbeidsethos, en gevormd door andere “angelsaksische” filosofische stromingen als utilitarisme, en materialisme, welke in “Latijnse “ landen toch minder aansloegen.
Het “kapitalisme” komt historisch uit het Protestantisme voort, weet niet iedereen, maar het voert te ver dat nu uit te leggen. Wel verklaart dit alles - samen met ruige natuurlijke condities - de “cultuurverschillen” van Spanje met, zeg Duitsland of de VS, die te versimpelen zijn tot de eerdergenoemde stereotypen.
Die verschillen zijn bovenal menselijk en eigenlijk ook grappig. In ieder geval zeker warmer en liefdevoller dan de koude cijfers van geld en materialisme.
Cultuur is wat je krijgt als je mensen met rust laat, zeg ik altijd.
Mijn hoop is dat deze natuurlijke neiging tot vrijheid van gewone mensen, van een eigen gevormde cultuur zonder inmenging van bovenaf of machtige partijen, van plezier en inspiratie, en van echte muziek en (levens)kunst en levenslust, altijd sterker zullen blijven dan welke economisch/politieke, elitaire - en totalitaire - machtsgreep en onderdrukking ook..