ALLEDAAGS RACISME
Beide definities zoals hierboven vatten goed samen zoals Philomena Essed racisme beschreef, zoals in haar “klassieke” werk ‘Alledaags racisme’, uit 1984, alsmede in haar latere werk. Het werk ‘Alledaags racisme’ zie ik als klassiek in meer dan een opzicht. Deels door de inherente kwaliteit: het is op zichzelf leerzaam. Daarnaast is het ook goed die inhoud, alledaags racisme, in de tijd te plaatsen, en in de Nederlandse samenleving. In een context waarin racisme in abstracte, ideologische dan wel theoretische zin werd besproken – vooral ook in “vermijdende” zin – was de nadruk op dagelijkse treiterijtjes en ongemakken geenszins triviaal, maar juist concreet, en daarom relativerend en verklarend. Alledaags is elke dag van je leven, immers. Bij het bezoek aan een winkel, in het openbaar vervoer, bij het uit gaan, maar ook op het werk en in omgang met mensen op hoge plekken. Alles wat je zo kunt doen in het leven.
In ‘Alledaags racisme’ heeft Essed het over verschillende vormen van racisme, zoals “cultureel racisme”, “impliciet racisme”, en “institutioneel racisme” die zich wel op wat abstracter niveau lijken te bevinden. Het cruciale van Essed’s werk is dat het de realiteit weergeeft van hoe dergelijke ideeën in de samenleving – verspreid via media, onderwijs, en opvoeding - in het alledaagse leven vertaald worden als mensen van verschillend ras elkaar ook echt treffen en met elkaar moeten omgaan. Dat laatste deelt ze deels in bij ´´individueel racisme´´. ‘Alledaags racisme’ omvat de ervaring zoals verteld door Nederlanders van Surinaamse of Antilliaanse (eigenlijk Afrikaanse) oorsprong, in hun omgang met “witte” Nederlanders. Op werkplekken, bij het winkelen, uit gaan etcetera. Een hoofdstuk, ook ter vergelijking, gaat over ervaringen van African American, zwarte vrouwen, in de VS.
Ten tijde van verschijning van dit boek (1984) was er al een taboe op openlijk racisme – bij veel Nederlanders – dus veel van deze ervaringen bevatten twijfel bij de vertellers. Ze ervaren racisme en discriminerende handelingen, maar weten het soms zeker – eenvoudigweg minachtende en vernederende opmerkingen met een direct geuite raciale verwijzing maken het zeker - , maar soms is het verhulder in slechte omgangsvormen waarbij racisme “vermoedt” wordt: een botte gedraging en opmerking die wat moeilijk te duiden is.
Juist die erkenning van de multi-interpretabele dagelijkse realiteit van menselijke omgang maakt –wellicht ironisch – dit boek waarachtiger. Zelfs lichte paranoia in het hoofd van mensen is realistisch, want menselijk, en verklaarbaar vanuit een levensloop. Iedereen kan zich vergissen in sommige gevallen of situaties verkeerd verklaren. Men kan zich ook slechts deels vergissen of overdrijven, en in enkele gevallen is alleen de paranoia werkelijk, maar het gaat hier op een diepere verklaring. Veel in Nederland - ook in het dagelijks leven – is immers twijfelachtig en onduidelijk, vooral als er pijnlijke waarheden zijn die liever verhuld worden. Met mensen buiten je eigen sociale kring heb je zogezegd ook “niets te schaften”, en heb je noodgedwongen, oppervlakkig contact. Je praat ook niet te “diep” of “openlijk” over wat je van ze denkt en vermoedt, zoals op basis van hun voorkomen (je vooroordelen dus). Dat bewaar je voor mensen in je eigen kring, mensen geselecteerd op basis van je beschikbare tijd, maar vooral levensstijl, en voorkeuren. Tegelijkertijd is het (openbare) taboe op racisme inmiddels sterk verbreid.
Vandaar dus dat ik racisme – zeker ook in de Nederlandse context van 2015 - beschrijf als “onzichtbaar filter”, maar ook als “veelkoppig monster”.
Interessant aan Essed´s boek uit 1984 is dat zij in het inleidende deel ervan stelt dat de grens tussen “individueel” en “institutioneel” racisme niet in elk geval helder is. Een factor die daarbij een rol speelt is uiteindelijk “macht”. Niet iedereen heeft een sturende een bepalende rol in instituten of bedrijven. Om mensen aan te nemen, promoveren, of ontslaan, bijvoorbeeld, dien je een bepaalde positie te hebben. Dat zou je ook klassenverschil kunnen noemen. Historisch ontstane ongelijkheden in hoge posities bevoordelen – in overwegend blanke landen - de autochtone, blanke bevolking. Het boek van Essed, en andere studies over racisme, wijzen op de kleinere kans om aangenomen te worden voor een baan als de sollicitatiebrief – tegenwoordig vaak “motivatiebrief” genoemd –, dan wel het voorkomen van de sollicitant, op een exotische afkomst wijst. Het zal per sector en organisatie wat kunnen verschillen, maar is nog steeds een groot probleem.
NETWERKEN
Om die reden baart de tendens die zich de laatste jaren afdoet op de Nederlandse arbeidsmarkt mij zorgen. Het draait (nog) meer dan voorheen om contacten en netwerken om een geschikte baan te vinden. Naast een nogal “rechtse” geest die hieruit spreekt – mijn moeder vertelde verhalen over hoge posities in bedrijven die mensen verkregen via connecties in het Spanje onder de Rechtse dictatuur van Franco – is het ook met het zicht op etnische minderheden en migranten discriminerend. “For obvious reasons” hebben veel migranten in Nederland minder familieleden in Nederland die nuttige connecties voor banen kunnen zijn. Die er zijn, zijn vaak gemiddeld lager opgeleid dan veel Nederlandse families. In veel Nederlandse families, zelfs met deels een arbeidersklasse-achtergrond, zitten inmiddels ook veel mensen op een middenklasse-positie, of hebben zich nog hoger opgewerkt (notaris, advocaat, of arts). Contacten/netwerken belangrijker maken, is dan welhaast een cynische, “eigen volk eerst” keuze. Een keuze voor de versterking van het institutioneel racisme.
Ook Essed´s boek uit 1984 wees op bedrijven die bijvoorbeeld geen Surinamers wilden aannemen om de groep werknemers blank te houden, en ook toen speelden contacten vaak impliciet een rol op de arbeidsmarkt, ook in Nederland. Contacten nog belangrijk maken, echter, smoort nog eerder de kans dat gekleurde mensen zomaar ergens komen te werken in een functie die goed aansluit op hun opleiding, en naar hun voorkeuren. Dat is een democratisch recht op sociale mobiliteit dat zo ontnomen wordt. Zo scherp wil ik het wel stellen.
INDIVIDUEEL RACISME
Individueel racisme is deels gelijk te stellen met eigen “vooroordelen” die zich vaak ook onbewust in handelingen vertaalt, ook bij niet-machtige mensen. Het zou wat al te hoopvol zijn om te veronderstellen dat leden van etnische minderheden zich hier niet toe verlagen. Ook donkere mensen, of leden van bepaalde etnische groepen, zullen in gevallen expres vervelend doen tegen iemand die “iets anders” dan hem- of haarzelf oogt: een blanke Nederlander, en/of andere blanken (in bijvoorbeeld Amsterdam lopen bijvoorbeeld ook veel expats of toeristen uit andere Europese landen rond), of andere etnische minderheden, en sluiten deze uit van de “eigen” intieme groep, met name als er genoeg mensen van je eigen groep aanwezig zijn. Groepsdenken is hier wellicht het eigenlijke euvel. Dit kan tot irritaties lijden bij dagelijkse activiteiten, waarbij andere mensen niet echt te vermijden zijn: zoals in het verkeer, op straat, uit gaand, of winkelend. Individueel, alledaags racisme zal door mensen van verschillend ras kunnen geschieden. Vaak ook verhuld via treiterijtjes, of doen alsof mensen in de weg lopen of duwen.
In een drukke, nerveuze stad als Amsterdam merk je dat vaker: je zit dichter op elkaar. Bepaalde culturele aspecten en ontwikkelingen in Nederland – laten we het maar even de Nederlandse of Amsterdamse “volksaard” noemen, ook aanwezig bij niet-blanken – te weten directheid, sarcastische grappen, zeggen wat je denkt, mopperen, of zoals mensen uit een andere cultuur het noemen: “vreemde mensen die me uitschelden”, maken het nog erger. Dit omdat het “goede omgangsvormen” of “beleefdheid” af lijkt te doen als iets van oudere tijden, of frustraties van burgerlijke mannetjes (uit de provincie). Ik kan me niet aan de indruk onttrekken, door mijn meerdere reizen naar Groot-Brittannië en Frankrijk, en door mijn vele reizen naar en familiebanden in Italië en Spanje, dat beleefdheid en omgangsvormen in het openbaar daar meer in acht worden genomen. Soms komt dat neer op je vooroordelen voor je zelf houden, soms (nog beter) heeft dat met meer ruimte voor interesse in de medemens te maken, maar dat laatste is (vaak) wellicht te rooskleurig. De populariteit van xenofobe politieke partijen als het Front National in delen van Zuid-Frankrijk of Lega Nord in delen van Italië, wijst daar bijvoorbeeld op. Maar goed.., in Nederland heb je de PVV.
“Alledaags racisme” kan hinderlijk zijn, en tot op zekere hoogte traumatisch, ook door willekeurige Nederlanders op straat waarvan je verder niet al te afhankelijk bent voor je levensloop. Verhalen van ervaringen van Afro-Nederlandse vrouwen, en van Afro-Amerikaanse vrouwen (in de VS), in Essed´s boek uit 1984 van dien aard (bij het winkelen etc.), geven aan dat ze het deels weg kunnen relativeren, maar met sommige van dit soort dingen (opmerkingen van mensen in winkels of op straat) toch blijven zitten.
AMBITIE
Als je jezelf professioneel wilt ontwikkelen en het heikele terrein van de “ambitie” betreedt, is naast het individuele racisme ook het institutionele racisme iets om te vrezen. Deze komen weer voort uit “cultureel racisme”. Die laatste betreft de verspreiding van beelden en stereotypen over culturen van etnische groepen. Niet iedereen vindt een donkere huidskleur mooi - en prefereren fysiek het eigen ras -, maar veel racisme heeft ook te maken met wat die huidskleur zogenaamd symboliseert. Cultureel en sociaal dus. Weer het euvel van het groepsdenken: je wordt “representant” van iets anders (minder, irritanters dan je eigen groep) en minder een mens, en het vaak samenhangende euvel van het teveel geloven in je eigen (voor)oordelen. Zwarte Piet is een bekend voorbeeld in de Nederlandse volkscultuur, maar het is veel breder en dieper dan dat. Het is een minachting van Afrika en Afrikaanse mensen die voortkomt uit het koloniaal verleden, deels uit goed praten of om schuldgevoel te verhullen. Daarnaast ook minachting van vrijwel alles buiten Europa.
Columbus was de eerste Europese koloniaal in die zin, en het verhaal wil dat hij, als Genuees, het Spaanse koningshuis, Koning Ferdinand en Koningin Isabella, echt moest overtuigen van zijn reizen en koloniale plannen vanaf 1492 (om financiele redenen, maar ook moreel had Koningin Isabella eerst wat bezwaren verwoord, tegen de onderwerping en slavernij na de "ontdekking" van Amerika), maar de geest stond er wellicht naar, via Europese superioriteitswaan, en toen en daar vooral ook met een religieuze (katholieke) bekeringscomponent.
Helaas waren eerder ook Islamitische beschavingen bij hun verspreiding en religieuze bekeringsdrift minachtend voor andere volkeren: Arabieren discrimineerden niet-Arabische moslims, en nog meer niet-Moslims, die tot slaaf gebracht mochten worden. Dat is op grote schaal gebeurd met – ook miljoenen - zwarte Afrikanen. Net als bij het Europese kolonialisme maskeerde religie echter wel vaak economisch of ander eigenbelang. Veel Afrikaanse vrouwen kwamen als slavinnen in harems van rijke Arabieren of andere rijke Moslims terecht, ook in het Midden-Oosten. Ook in Moors Spanje hadden zwarte slaven en slavinnen Islamitische meesters (Arabieren, Berbers, bekeerde Spanjaarden/Portugezen), en bevonden ze zich ook anderszins helaas aan de onderkant van dat Islamitische rijk in wat nu Spanje en Portugal is.
SLAVERNIJ
Sommige historici stellen dat de vanzelfsprekendheid waarmee Portugezen, Genuezen, Venetianen, en iets later Spanjaarden (en nog later andere Europeanen) zwarte Afrikanen tot slaaf maakten, en deze verhandelden, in oorsprong ook te wijten is aan het beeld van de zwarte Afrikaan als “slaaf” of “knecht” in Moors of Islamitisch Spanje en Portugal (8e tot 15e eeuw). Pijnlijk, en mogelijk deels waar, maar toch wat simplistisch, om dat zo te concluderen. Ook Christenen maakten soms Moslims tot slaaf, en de rollen draaiden zich weleens om. Daarnaast waren er ook vrije zwarten, en ook wel meerdere Moslims met zwart Afrikaans bloed die wat hogere posities in Moslimrijken bekleedden. Bovenal is een praktijk overnemen van een groep die je net verjaagd hebt uit het land (Spanje en Portugal) om het Christelijk te maken, wat tegenstrijdig, hoewel sporen en de nalatenschap van Moors Spanje met name in centrale en zuidelijke delen van Spanje en Portugal wel in meer merkbaar zijn (architectonisch, cultureel, taalkundig, genetisch, en anderszins..).
De slavenhandel en slavernij in Amerikaanse koloniën – die eeuwen duurde – en miljoenen mensen het leven kostten (en nog meer levens verkorten en mensen geforceerd transporteerden), versterkte hoe dan ook het culturele en andere racisme betreffende zwarte mensen. Ook buiten de Europese landen die er het meeste aan deden. Het versterkte ook de Europese, “blanke” superioriteitswaan.
De Zwarte Piet-discussie is nog bezig in Nederland. Er lijkt nu – anno 2015 – wat meer begrip te komen voor de tegenstanders van dit stereotype van zwarte mensen, ook bij Nederlanders. Ook wat betreft ander cultureel racisme lijkt deels winst te zijn behaald. “Lijkt deels” zeg ik nog voorzichtig. Veel vooroordelen en negatieve stereotyperingen over Afrika en zwarte mensen, en over andere culturen of religies leven immers nog voort, en richting sommige groepen zelfs nog meer gegeneraliseerd en versterkt dan voorheen, Moslims met name. Sommige terroristen en moordenaars die zichzelf Moslims noemen deden erg hun best om dat imago zo te krijgen, leek het soms, maar het blijft onterecht voor veel mensen die niet op die manier, maar toevallig wel Moslim zijn, en dan vaak nog als slechts een deel van hun identiteit. Het blijft negatief en loos generaliserend.
ZWARTE MUZIEK EN IDENTIFICATIE
Moslims krijgen wat meer aandacht de laatste tijd, maar dat laat onverlet dat ook beelden over Afrika (sub-Saharaans) en zwarte mensen of Afrikanen nog steeds negatief voortleven in culturen in overwegend blanke landen. Een opvallende ontwikkeling is dat Nederland toch ook een land is waar “zwarte” muziek relatief populair is bij veel blanke mensen, net als in Groot-Brittannië. Zelfs bij mensen die verder weinig zwarte mensen in hun kring hebben. Dit komt door massamedia, internationale muziekcultuur etcetera. Dat kan positieve effecten hebben, maar kan ook ridicule effecten hebben. Ideaal gesproken leren meer blanke Nederlanders hierdoor over hoe de zwarte cultuur en het zwarte leven echt is, door de kunst. Positieve bewustwording via Bob Marley, Stevie Wonder, Marvin Gaye, James Brown, Public Enemy, Kanye West etcetera. Het moeten dan wel mensen zijn die luisteren naar songteksten en deze proberen te begrijpen. Ik heb al jong ondervonden dat niet iedereen “wil” leren in het leven, en velen zijn zelfs kennisvijandig. Een interessant feit noemen wordt dan al snel als wijsneuzerig beschouwd of roept zelfs agressie op. Ook deze mensen kunnen zwarte muziek om bepaalde reden waarderen (want het is cool, het swingt, de sfeer die het oproept, spannend, nieuw), en het zelfs deel van hun identiteit laten worden.
Ook sommige voorstanders van Zwarte Piet luisteren - geloof het niet - vooral zwarte muziek: het komt voor. Nog stuitender en erger: ook iemand als Benito Mussolini, wier invasie van Ethiopië in Italië begeleid werd met extreem racistische, anti-zwarten/Afrikanen propaganda, zou volgens sommige historici privé weleens naar jazz luisteren, hoewel minder dan zijn zoon Romano Mussolini (die, ook ironisch, jazzpianist werd).
Deze erge en minder erge varianten van die tegenstrijdigheid van luisteren naar zwarte muziek en daarnaast racistische, denigrerende denkbeelden over zwarten hebben of uiten, geven aan dat sommige mensen dat kunnen scheiden. Mogelijk speelt het stereotype van de ”van nature” goed dansende en musicerende zwarte hier ook een rol. Daarnaast denk ik ook dat “jaloezie” op een cultuur een rol speelt bij een negatieve benadering op mensen generaliserend verbonden met die cultuur. Jaloezie is een negatieve emotie.
Een andere culturele tendens in de Nederlandse samenleving: toegenomen na Essed´s boek ´Alledaags racisme´ uit 1984 is precies dit fenomeen. Naar verhouding meer witte Nederlanders zijn zwarte muziek gaan luisteren of zoeken andere zwarte cultuurproducten op sinds de 1980s: ook zwarte comedians, films etcetera. Met name meer jongeren. De generatie ervoor pikte uit zwarte cultuur wat bij hen paste, hen uitkwam, en gebruikte dat als bouwsteen van hun identiteit, de huidige generaties ook ongeveer, maar dan met meer invloeden. Merkwaardig om zaken te overnemen van een cultuur van arme, onderdrukte mensen met zelf ontwikkelde cultuuruitingen, als jezelf een comfortabele, welvarende middenklasse-achtergrond hebt, en plezierig in een verschillende omgeving zit waar je fysiek niet opvalt. Merkwaardig, maar in deze tijd van internationaliserende en globaliserende cultuur onvermijdelijk, want menselijk. Het is ook menselijk om nieuwsgierig zijn naar het “andere” of “onbekende”. Het hoeft ook niet per se kwaadaardig of verwerpelijk te zijn, mits je jezelf relativeert, denk ik. Zelfrelativering maakt het ook minder ridicuul, zoals zelfrelativering wel meer euvels verhelpt. Sommige blanke mensen zijn echt gelukkiger geworden in hun leven, en vinden zelfs troost, door contact met zwarte cultuuruitingen, en dat is – welke cynische draai je er ook aan wilt geven – iets moois.
De recente affaire in de VS, waarbij een vrouw, Rachel Dolezal, onterecht door ging voor zwart, en – vanuit die presumptie - zelfs president van een afdeling van de zwarte organisatie NAACP werd, blijkt achteraf jammerlijk, maar toch vooral ridicuul. Die Dolezal had/heeft issues. Zij identificeert zichzelf als zwart, terwijl haar roots van beide ouders in Europa (Duitsland en Tsjechië) liggen, maar ze maakte zichzelf ook fysiek wat donkerder. Dat haar hogere voorzittersfunctie nu niet ging naar iemand die echt zwart was, is wel een beetje schandalig te noemen. Nog erger zou echter zijn als ze een infiltrant zou zijn geweest, die de organisatie wil controleren of bestrijden: een eerdere zwarte organisatie, de UNIA, geleid door Marcus Garvey, werd geplaagd door dergelijke infiltranten, eigenlijk geheim agenten van de FBI, die meeluisterden bij plannen, toespraken etcetera (al hadden deze intriganten/geheim agenten vaak wel zwart bloed). De zwarte Amerikaanse komiek Dave Chappelle gebruikte ook het woord “ridiculous” aangaande die affaire rond Dolezal (zie: http://jezebel.com/dave-chappelle-on-rachel-dolezal-the-worlds-become-rid-1711364895 ).
Die “positieve” mening van blanken over de vermeende zwarte cultuur kan ook een positief effect hebben, maar het hangt van het individu af. Zwarte vrouwen in Essed´s boek klagen over blanke mannen die denken – en in hun gedrag lieten merken - dat zwarte vrouwen seksueel wel makkelijker zullen zijn. Wie weet verdiept kennis van elkaars cultuur een biraciale liefdesrelatie – voorbij de spanning van de seksualiteit - waardoor twee mensen een relatie hebben en niet twee “representanten”. Mensen wier eigen culturele achtergronden hen iets unieks doet hebben (je weet meer van ook andere culturen dan de Nederlandse, en hebt er een band mee), maar nog steeds multi-dimensionale, veelzijdige mensen, met dezelfde complexiteit als eigenlijk ieder mens. Daarnaast is niet ieder lid van een volk ook zo bijzonder als de grote kunstenaars en geesten uit dat volk, maar dat is een open deur intrappen.
Een vehikel voor sociale mobiliteit is onderwijs. De laatste tijd is ook aandacht voor racisme “in schoolboeken” toegenomen. Philomena Essed stelde bij haar toespraak in December 2014, bij de Powered by Diversity conferentie in de Vrije Universiteit, te Amsterdam (die ik overigens bijwoonde), verheugd dat sinds haar boek uit 1984 tot 2015, kennis en bewustzijn over racisme als systematisch fenomeen is toegenomen onder zwarte mensen in Nederland. Aandacht voor racisme in onderwijs en lesstof is daar wellicht een uiting van, alsook de verhevigde Zwarte Piet-discussie, en andere toegenomen maatschappijkritiek.
KETI KOTI
Ik woonde pas de Keti Koti-viering – herdenking afschaffing van slavernij in Nederlandse koloniën - bij van 2015, dit jaar gehouden op het Museumplein. Er waren debatten bij, zoals geleid door Quincy Gario, en deze gingen deels over slavernij: een interessante “slavernij quiz”, maar ook over racisme in de Nederlandse samenleving, en de positie van zwarte mensen in Nederland. Dit jaar kreeg de politiek en de media aandacht, waaronder het beperkte aantal zwarte mensen actief voor de televisie of andere officiële media in Nederland, en andere achterstanden. Dat – slinks en vals – vluchtelingen elders in de stad precies op dezelfde dag, 1 juli op Keti Koti, gearresteerd werden, werd besproken. Je hoeft geen paranoialijder te zijn om dat niet als slechts toeval te zien.
Ook etnische profilering door de politie kreeg aandacht, en ook dat had helaas een actuele reden.
POLITIE
“Profiling” door de politie, al langer erkend in de VS en Groot-Brittannië, krijgt de laatste tijd ook in Nederland meer aandacht. Het gaat om het discrimineren door de politie: eerder, zonder goede reden aanhouden of controleren van mensen uit etnische minderheden. Hardere methoden gebruiken bij het arresteren, is ook aangekaart. Eerder greep de politie fors in, en dreigden arrestanten zelfs te stikken, zoals anti-Zwarte Piet-betogers, door opmerkelijk hard politie-optreden, maar uiteindelijk – kort voordat ik dit schrijf – is er zelfs iemand door een politie-arrestatie overleden. Teveel politiegeweld lijkt dan waarschijnlijk en/of afhandeling, in ieder geval verantwoordelijkheid aan deze dood. Het betrof een Arubaanse man genaamd Mitch Henriquez van 42 jaar oud, die hier op vakantie was, en een muziekoptreden bijwoonde in Den Haag, en – naar men zegt – daar door opvallende gedragingen of kreten hinderlijk was en de aandacht trok van de politie. Het was echter niet iemand die in de criminaliteit zat. In Aruba zelf werd het kort na Henriquez’ dood begrijpelijkerwijs groot nieuws.
Daags na dit tragische feit ontstonden er rellen in Den Haag, en veel mensen vermoeden verhuld racisme als reden voor het te harde optreden van de politie. Weer die onduidelijkheid, zoals ook in Essed’s boek werd genoemd. Wellicht ook het negatieve imago van Antillianen, als relatief vaker betrokken bij bepaalde vormen van criminaliteit.Veel zal nog onderzocht worden. Racisme is in ieder geval mogelijk als motivatie, maar op zijn minst fout optreden..
Een panellid tijdens het debat op Keti Koti dit jaar bekritiseerde het overdreven harde optreden van de politie specifiek tegen demonstranten in Den Haag, na Henriquez’ dood. Ook was er kritiek tegen het feit dat zijn dood niet als belangrijk in het NOS journaal werd gepresenteerd.
WETENSCHAP
Sandew Hira is een van de voortrekkers - in ieder geval een actieve woordvoerder - in de discussie rond het institutioneel racisme in het Nederlands hoger onderwijs, in academische kringen, en op universiteiten. Eerder besprak hij in dat kader de slavernijgeschiedenis, alsook andere racisme-problemen in Nederland. Hira beklaagde eerder, niet geheel ten onrechte, het onder witte professoren gangbare Eurocentrisch, goedpratend perspectief over de slavernij, onder meer historisch door Nederlanders in Suriname en elders. Slavernij wordt gebagatelliseerd, stelde hij, in historische studies van professoren als Piet Emmer, en deels ook andere Caraïbische of slavernij-experts als Gert Oostindie, en feiten verkeerd geïnterpreteerd om de ware aard te verhullen: een misdaad tegen de menselijkheid door Europeanen, voortkomend uit racisme en machtsongelijkheid. Het gesprek in het programma Z.O.Z. met als gasten Sandew Hira, Aspha Bijnaar, en Gert Oostindie, o.l.v. wijlen Anil Ramdas, is zeker het bekijken waard, voor wie het nog niet kent.
Wetenschap, over slavernij of anderszins, aan Nederlandse universiteiten en andere wetenschappelijke instellingen, is daarbij iets internationaals, niet beperkt tot Nederland. Kolonialisme was internationaal, maar ook bij niet per definitie internationale thema´s is de wetenschap internationaal: men houdt uiteraard bij wat in andere landen gebeurt op het vakgebied, ter vergelijking, inspiratie, en ontwikkeling. Kennis van andere talen is derhalve een vereiste op dat niveau, en naast vakbladen zijn er ook internationale uitwisselingen.
Een recente kritiek die Sandew Hira uitte was gericht op een ander aspect dat als deel van institutioneel en cultureel racisme gezien kan worden: de Eurocentrische visie op de klassieke (Grieks/Romeinse) Oudheid binnen de "witte" wetenschap, en hoe deze Europa en zelfs de wereld beschaving zou hebben gebracht. De bijdrage en vergevorderde beschavingen van Egypte, die de Grieken beïnvloedden, wordt hierbij volgens Hira stelselmatig onderschat en ontkend. Hij en anderen pleiten voor een minder Eurocentrisch perspectief op ook deze geschiedenis.
Een andere historische periode, maar de discussie – nu ik dit schrijf net begonnen – heeft qua verloop wat raakvlakken met die eerdergenoemde over de slavernij en historici. Niet inhoudelijk, maar qua type argumenten. Een beetje zoals Oostindie in de genoemde aflevering van Z.O.Z., stellen “witte” wetenschappers dat er niets ontkend of weggelaten wordt, maar dat in dit geval de Egyptische invloed op de Grieken en Romeinen wel degelijk verweven is in hun studies naar de Oudheid. Vernieuwing in academische studies richting een minder Eurocentrisch alternatief (sommigen zeggen “Afrocentrisch” perspectief) achten zij niet nodig.
Enerzijds is de reactie jammerlijk bekrompen, anderzijds ook voorspelbaar. Deze blanke professoren en wetenschappers doen het niet als hobby in hun vrije tijd: hun hele carrière, aanzien/maatschappelijke positie, en identiteit is gebaseerd op hun hoge wetenschappelijke positie op dit specifieke terrein. Het zijn waarlijk machtsposities, hoog binnen instituties. De hele bestaansbasis van hun voorspoedige werkloopbaan, resulterend in hun toppositie, wordt dan in twijfel getrokken als zijnde iets van twijfelachtig en racistisch ideologisch allooi. Voorspelbaar dat ze daar niet aan willen. Ze hebben echter teveel macht om echt slachtoffer te zijn. Voorstellen voor veranderingen zijn ook afgewezen en dan gebeurt er ook niets.
Dat is ook het eigenlijke, onderliggende probleem van institutioneel racisme. Zulke machtsposities worden nog steeds niet of nauwelijks bekleed door donkere mensen of Afro-Nederlanders, zodat andere interpretaties en perspectieven niet eens de ruimte krijgen. Het beste zou zijn als iedereen in de wetenschap objectiviteit nastreeft, maar dat gebeurt (verhuld) niet altijd, en daarnaast is er een grijs gebied in de wetenschap waar objectiviteit en subjectiviteit in elkaar overlopen, via de individuele interpretatie. Als er verschillende perspectieven zouden zijn kom je hierbij tot veel meer waarachtige kennis. Het compenseert elkaar, zogezegd.
Dat er nog steeds geen Black Studies/Zwarte studies departementen/vakgroepen op Nederlandse universiteiten zijn, anders dan in andere landen (Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, VS), is een teken aan de wand. Dat terwijl het demografische percentage van mensen van Afrikaanse afkomst in Nederland vergelijkbaar is met dat van bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk. Ik kwam ook de term Africana studies department tegen, op sommige universiteiten in de VS en Canada: ook een goede term. Daarin kan zowel slavernij, de Afrikaanse diaspora, als het Afrikaanse continent de wetenschappelijke aandacht krijgen die het verdient, vanuit een ander perspectief, namelijk van mensen die er zelf uit voort komen. Objectiviteit en kwaliteit blijft daarbij de norm, maar dat zeggen de genoemde witte wetenschappers ook van zichzelf (deels ten onrechte). Wetenschap wordt dan veelzijdiger, vanuit verschillende perspectieven beschouwd, en dat leidt uiteindelijk weer tot betere, waarachtige over de geschiedenis van alle mensen en rassen op deze wereld, waar we met zijn allen (wit, zwart, Aziatisch e.a.) uit kunnen putten. Dat zou pas echt vooruitgang zijn. Institutioneel racisme, historische achterstand door onderontwikkeling en slavernij, en ook cultureel, impliciet, individueel, of “entitlement” racisme, of nog andere varianten ervan, vormen de obstakels op de weg daar naartoe.
Racisme als “onzichtbaar” filter is de laatste tijd wat zichtbaarder geworden, hoewel verre van geheel te doorzien, zoals alles wat met machtsposities en “taboes” te maken heeft. Je komt er nog steeds regelmatig te laat achter. Een “veelkoppig monster” – aanwezig op hoge en lage plekken, en alledaags en niet-alledaags – is het nog steeds. Dat “monster” is wellicht veranderd, of wellicht zien we sommige “koppen” nu pas, of zijn sommige koppen krachtiger geworden, maar het is er nog steeds..