zaterdag 17 april 2010

YES WE CAN

At the time of the election of Barack Obama, the 4th, or already 5th, of November 2008, as president of the United States I was in Jamaica, as part of a two-weeks vacation. I’ve been there before in late 2006, when I combined it with Cuba, and I made some friends in Kingston, Jamaica’s capital, off the main tourism zones in Jamaica.

When I returned in 2008 I met these friends and contacts again to get to know Jamaica better. My interest in Jamaica stemmed and stems primarily from my love, since my teens, for reggae music. Reggae as a genre originated in Jamaica and as I went more and deeper into reggae, starting with Bob Marley, but soon listening to many other artists, I naturally got to think of Jamaica, where all the lyrics were about or at least made, and the music arose. It must be for some reason that reggae took shape in that way on that island, I reasoned.

Anyway, I got to go to Jamaica, which is not very cheap, or easy, from Amsterdam, and Jamaican friends I made were even connected to the music industry, in some ways.
I chose November mainly because it was somewhat outside the busiest tourist season and at the end of the “hurricane season” (though still partly rainy). To get a relatively cheaper flight I had to book way in advance, I’m talking about a year or so, so it’s safe to say that I did not time it to coincide with the possible election of the first black/half-African president of the USA.

Jamaica is an island with currently about 2,8 million inhabitants, of which about 85% can be considered (mostly) black/of African descent, another (around the) 10% is “brown” (mixed European/African). USA as a big neighbour has been – for better or worse - very influential in the Caribbean, economically, politically, culturally, and as a migrant destination.
Put these things together and you can only conclude that the election of the first black US president must have a special significance in Jamaica, which added to my trip an unintended “journalistic” or “scholarly” dimension. I began to realize this as the date of my trip came closer.



Welcome to Kingston (and US economic influence..)




The question is then: what did I notice? I arrived a day before the 2008 general elections in the US, and got settled soon, so my mind could focus on this what could be perceived as “history in the making”. The probability of Obama winning the elections increased according to many close to the elections, so there was a moderate degree of optimism.

I watched television with Jamaicans: often US channels broadcasting the results, until Obama’s victory was definite. Since it was night and some got sleepy, ways parted, and it was in my cheap hotel in uptown Kingston that I heard the victory speech of Obama held in Chicago. Where were you when……well… there, in Kingston, Jamaica.

In between two parts of Kingston: uptown/New Kingston, a more wealthy part of Kingston, and a (lower) middle-class area (not really a ghetto, but not wealthy either), where we drove as my friend drove me to my hotel, there was not really a mass euphoria, neither were people celebrating on the streets. Not that I expected that, I did not know what to expect, really. Maybe some celebrated at home, or it was simply too late for some.
There was some attention to it, among Jamaicans I knew, and by Jamaicans on the radio and television.


The television at the Kingston hotel where I stayed. Secured….




As I met the same friend(s) again the next day, there was more attention to it: in the media, radio, comments by my friends, or by other Jamaicans that I just picked up. A man entering a supermarket greeted a friend working there and also said something like “black man time”. Similar comments were made in the media. The Jamaican newspaper The Gleaner had “Obama makes history” on its front page the 5th of November, and on the radio it was discussed. The people I knew were happy with the fact that a black man was now president of such a powerful country. Also the fact that first lady Michelle was black got special mention.

A few days later I got to visit, through a friend of a friend, the studio in August Town, Kingston, of Sizzla Kalonji , the conscious dancehall reggae artist, a Rastafari of the Bobo Ashanti mansion. I heard there a part of the song about “a black man in the White House” that Sizzla apparently composed by then.



These two weeks I traveled throughout Kingston and several other parts of the island, from which I learned much, and which I found overall nice and interesting. It was a nice, “easy”, yet inspiring trip, overall, these two weeks Jamaica.



View of Falmouth on the North Coast, where I also spent a few hours one day


I did not have the idea that the island Jamaica exploded and was in a mass euphoric state due to Obama’s victory. People went on with their daily lives, which include struggles, especially for those in the poorer areas and ghettos of Jamaica, which I also visited some days. Throughout all this, however, I felt like Obama’s victory was “positively acknowledged” as part of a historical sense of black pride in Jamaica, dating back to Marcus Garvey and others. This was hardly ever aggressive, negative, vindictive, let alone directed at me (a white tourist, even though a reggae lover). I liked this: most Jamaicans I met, I felt, saw the person before the race. Whiteness was either irrelevant, noted as part of “stating the obvious”, or simply a sign (“Does that machine work? No you need to go to that other one, close to where that white man is standing”).


Statue of Marcus Garvey in St Ann’s Bay. “We declare to the world Africa must be free”

Most Jamaicans I met seemed proud of who they were, their blackness, their culture, country and identity and expressed this pride regularly. That’s “a natural fact”, as some have sung.
This pride apparently need not result in racially based aggression or hatred. I think it’s all about acknowledging common humanity, true communication, and openness of mind.
This is possible. “Yes we can”, as Obama would say.

vrijdag 16 april 2010

Alleen maar nette mensen

Er bestaat nieuwsgierigheid waar je niet aan toe wilt geven. Ten opzichte van de buitenwereld, maar ook niet voor jezelf. Alleen al het bij jezelf ervaren van die nieuwsgierigheid haalt allerlei pijnlijke aspecten van je leven naar boven. Met name de mislukkingen.

Ik heb het in dit geval niet over (ik noem maar wat) harde drugs – een lijntje coke - of seksuele gedragingen waar taboes op rusten. De nieuwsgierigheid daarnaar bleef bij mij – geloof het of niet – uiteindelijk beperkt.
Nee, de schaamte voor mijn nieuwsgierigheid betreft een boek. Ik wilde een bepaald boek lezen. Wel een boek dat met seks te maken had: “Alleen maar nette mensen” van Robert Vuijsje. Dit boek is verschenen in 2008, en won een prijs in 2009. Meerdere zwarte Nederlanders betitelden het als racistisch en stereotiep, dat is de belangrijkste reden voor mijn schaamte. Daarnaast liet ik mij beïnvloeden door de media-aandacht, wat de schrijver wellicht prettig vindt (negatieve aandacht is ook reclame), maar waardoor ik mij wat in de maling genomen voel.

Toch: ik ben het boek gaan lezen. Het speelt zich af in dezelfde stad als waar ik woon, Amsterdam. Een Marokkaans uitziende Joodse jongen uit Amsterdam, genaamd David, van rond de 21, uit een rijk gezin, weet niet wat hij wil studeren, en vergaapt zich ondertussen aan ruige zwarte dames, fantaseert over seks met hen, en niet alleen dat. Zwarte vrouwen vertegenwoordigen voor hem een “echtere”, ruigere, in ieder geval spannender wereld dan die van “nette mensen” in welvarend en cultureel elitair Amsterdam Oud-Zuid waar hij opgroeit. Vanuit Oud-Zuid gaat hij dan ook regelmatig naar Amsterdam Zuidoost, naar voor Nederlandse begrippen een “ghetto”, en papt aan met veelal Surinaamse en Antilliaanse vrouwen en gerelateerde mannen die ervoor kunnen zorgen dat hij die vrouwen ontmoet.
De hoofdpersoon gaat dit wonderwel goed af. Een net aangevangen onzingesprek met een voor hem nog onbekende vrouw gaat snel richting het seksuele, en in korte tijd is een afspraak voor ruige, all-the-way seks gemaakt. Vaak nog diezelfde dag. Dat ging in mijn beleving wat al te makkelijk, let wel: het betrof vrouwen die hij net voor het eerst ontmoette, maar al lezende besefte ik waar het in het verhaal eigenlijk om ging: er stond altijd geld tegenover, of iets dat de hoofdpersoon moest betalen/aanschaffen voor de dames in ruil voor de seks.
De subtiele, geleidelijke banden in Oud-Zuid maken plaats voor het meer primaire of directe wat zogenaamd bij de Afro-Caraïbische cultuur zou horen.

Het is door deze schetsen dat ik het verwijt van racisme, of in ieder geval van stereotyperingen, tegen (delen van) het boek, eerlijk gezegd wel begrijp. Het is allemaal nogal generaliserend. Zwarte dames zijn in de roman doorgaans seksueel makkelijk – zeker als je ervoor betaalt -, maar ook allemaal fel, en klagen over mannen die onverantwoordelijke vaders zijn. Surinaamse mannen zijn in deze roman allemaal “players” die buiten verkering-achtige relaties ook allerlei seksuele scharrels hebben, en met een opvallend gemak “makkelijke” vrouwen weten te vinden voor porno-achtige groepsorgies samen met hun vrienden. De culturele belangstelling van deze zwarte mensen is daarnaast veelal zogenaamde “low culture”.
De hoofdpersoon vindt dit spannend en doet er daarom aan mee. Hij zoekt het op. Het is alleen jammer dat dat opzoeken in de roman blijkbaar neerkomt op naar Amsterdam Zuidoost gaan waar dat er allemaal is. Niet onder bepaalde mensen, of in bepaalde kringen, nee, blijkbaar zouden alle donkere mensen die daar wonen er een dergelijke seksuele moraal op na houden.
Dat is nogal generaliserend en doet denken aan het exotisme dat het kolonialisme (en de slavernij) begeleidde: wilde, losse dames uit de natuur die wel seksueel ten dienste zullen staan van de blanke, rijke en machtige man die kwam met zogenaamde beschaving. En met een stijve penis.
Ik weet: het is een roman. Het is fictie, en uitvergroot en overdreven. Maar kun je de realiteit zo vervormen en vervlakken en tegelijkertijd de roman levensecht laten overkomen? Literaire fictie is geen realiteit, maar is er wel degelijk op gebaseerd.

Het boek speelt niet alleen in Amsterdam. Aan het einde van het boek gaat de hoofdpersoon op vakantie naar Memphis, in de VS. In de lijn van het boek blijkt dit vooral een seksvakantie. Ook in Memphis, in de “dirty South” zoals hij het noemt, gaat hij op zoek naar seks met zwarte vrouwen, in ruige gelegenheden met prostitutie, maar daarnaast ook naar intellectuele negerinnen die je daar meer zou hebben (weer zo generaliserend). De intellectuele negerinnen doen hem uiteindelijk echter teveel denken aan de blanke intellectuele vrouwen in zijn kringen.
Het gebruik van “negers” en “negerinnen” in het boek is met goede redenen politiek incorrect te noemen, namelijk vanwege het koloniale verleden van aanduiding van mensen als koopwaar, maar is aan de andere hand nogal gangbaar, dus helaas wel realistisch.
Bezwaren zijn zeker ook aan te tekenen tegen het gebruik in deze roman van “het” voor vrouwen (seksobjecten inderdaad), in de trant van “het was Surinaams en had niet erg grote borsten maar ronde billen”, maar ook dat komt helaas vaker voor. Het past in de lijn van het boek: de hoofdpersoon zoekt spannende – en platte/oppervlakkige - seks met “representanten” van bepaalde groepen eerder dan met complexe individuen.

Dat gezegd hebbende moet ik toegeven dat de roman “lekker weg leest”, prettig gestructureerd is, en grappige momenten heeft. De vaart wordt er ook in gehouden.
Vanuit literair oogpunt zijn sommige delen van de roman ook wel sterk, bijvoorbeeld de timing van de vakantie van de hoofdpersoon naar Memphis. De relatie met zijn (ook Nederlands-Joodse) vriendin uit hetzelfde nette Oud-Zuid was op dat moment in een sleur. De Surinaamse Rowanda – met wie hij een nogal seksuele relatie had – moest toen even nadenken of ze wel verder met hem wilde. Terug gekomen van Memphis wilde geen van beide vrouwen nog een relatie met hem, en hadden inmiddels een andere man. Iets wat op liefdesverdriet lijkt mengt zich dan bij hem met een breder gevoel uitgesloten te zijn. Zijn Marokkaanse uiterlijk zorgt in het Amsterdam van nu ook voor onplezierige, openbare contacten, leidt zelfs tot valse beschuldigingen, en uiteindelijk ook tot paranoia bij hem over de “kaaskoppen”. Waar hoort hij bij? Met zwarte vrouwen wilde het uiteindelijk toch niet zo lukken. In zijn eigen milieu voelt hij zich anders, alsmede onder andere Nederlanders, door zijn zwarte haren.

Hier komen andere interessante aspecten bij die zich op zich ook goed lenen voor een roman: groepsidentiteiten en ook beoordeeld worden op het uiterlijk: nog sterk levende fenomenen in Amsterdam en de rest van de wereld. Trots zijn op iets waar je niets voor hebt gedaan – behoren tot een etnische groep bijvoorbeeld - is immers nog steeds gangbaar, of zelfs gemeengoed. Dit groepsdenken bevordert vaak vooroordelen over en minachting van “anderen”. Mensen zijn naar mijn idee vooral hard voor mensen met wie ze zich niet verwant voelen, en soms zelfs alleen op basis van het uiterlijk. Veel meer dan een zijtak is dit interessante thema in deze roman echter niet.

Een wat genuanceerder beeld van Afro-Caraïbische seksualiteit en gender verhoudingen had deze roman nog veel interessanter gemaakt. Meer diepgang ook. Maar daar was de hoofdpersoon niet naar op zoek: deze zocht de spanning van de ruige en platte seks.
Is het realistisch dat mensen lange tijd zoals de hoofdpersoon door het leven gaan? Die mannen (en vrouwen) zonder reflectie hieromtrent zullen mogelijk bestaan. Volgens Vuijsje met name in Amsterdam Zuidoost (en onder zwarten in de VS), blijkbaar, terwijl ik eerder denk dat er overal - in alle culturen - mensen zijn die “vluchten” in platte seks. Mogelijk wat meer in arme, problematische gebieden (daar wil je meer vluchten of vergeten). Er bestaan daarnaast theorieën over hoe seks, waaronder de penismaat, voor zwarte mannen als “vervangende masculiniteit” geldt: in plaats komend van het financieel kunnen onderhouden, zoals de traditionele patriarchische norm is. Varianten hierop – seks als compensatie van een ontbrekende maatschappelijke norm - komen ook bij vrouwen voor.
Dergelijke filosofische en psychologische overpeinzingen gaan echter al te diep voor deze roman, en dat vind ik jammer.